Hoe typeer je de ruimtelijke karakteristiek van de bebouwing in een stad die niet ouder is dan 30 jaar, waarvan het meest voorkomende gebouwtype de rijwoning is en die een enorme verscheidenheid aan architectonische handschriften kent? Een stad waar individuele expressie, experiment en dynamiek hoog in het vaandel staan?
Wat zijn in zo’n stad de bindende elementen van de bebouwing en wat kan veranderen?
Wat zou je als basis vast willen houden, wat is het stevige kader dat nodig is om de gewenste variatie mogelijk te maken zodanig dat de individuele toevoegingen ook daadwerkelijk tot hun recht komen. En hoe teken je dat?
Het stedenbouwkundig effect van het architectonisch detail
Typerend voor de ruimtelijke opzet van Almere zijn de extreme schaalcontrasten. Aan de ene kant is er de kleinschaligheid in de woonbuurten, waar zich de meer besloten straatruimtes (interieurs) bevinden, aan de andere kant is er de grote schaal van het polderlandschap met z’n wijdse vergezichten, lege grasvlaktes, oneindige waterlopen, dijklichamen en bomenrijen.
in samenwerking met H+N+S landschapsarchitecten, Beek en Kooiman cultuurhistorie, Els Bet stedebouwkundige. In opdracht van de gemeente Almere. November 2003.
In de uitwerking van de bebouwing is er op verschillende manieren gereageerd op de schaal van de polder en haar ruimtelijke karakteristiek: zowel in de landmarks, de grote, solitaire gebouwen die zich aan de randen van de woonwijken bevinden en gericht zijn op het open
landschap, als in de verkaveling en schakeling van heel kleine eenheden, zoals de rijen van woonhuizen die het overgrote deel van Almere beslaan. Het bijzondere van Almere is hoe met de schakeling van deze kleine eenheden zowel heel intieme en besloten straatruimtes zijn ontstaan, maar ook heel grootse en wijdse ruimtes.
In de polder ontstaat het grootse vaak met minimale middelen. Bomenrijen worden groots door de aaneenschakeling en herhaling van steeds dezelfde bomen, én door de enorme lengte waarop dat gebeurt. Begin en eind zijn vaak niet in één oogopslag te overzien, lijken uit de verte gezien toevallig. De rijen vormen lijnen zonder nadrukkelijke aanhef.
Dit is een simpel gegeven dat toch steeds andere ruimtelijke effecten oplevert: soms zijn het transparante reeksen, telbaar als ritmes, stam voor stam en kruin voor kruin, dan weer aaneengesloten, dichte schermen. Alles hangt af van hoe je ernaar kijkt: vanuit welke afstand, kijkrichting, beweging.